Monstransbonen nemen in het volksgeloof een aardige plaats in. Ze zouden geluk, heil en voorspoed brengen als men ze bij zich draagt. Teruggaand in de geschiedenis weten we dat bonen nog tot in de achttiende eeuw een der bestanddelen waren van het hoofdvoedsel in de stad en op het platteland. Toen deed de aardappel zijn intrede in onze gewesten - eerst als veevoer - en won steeds meer veld. De boon, ofschoon voedzamer en meelrijker dan de patat, werd van de akkers verdrongen naar de moestuin. Destijds was er nog geen sprake van de onze huidige prinsessenboon en boterboon. Het was de labboon (boerentenen) die door de mensen werd verbruikt en de paardeboon die tot voedsel voor de dieren strekte. Bekend was het verschijnsel dat er tijdens de bloeitijd van de bonen velen verdwaasd raakten door de bedwelmende geur. Zelfs de oude schrijver Rembert Dodoens uit de zestiende eeuw getuigt: "Het Boonenbloeysel is wel lieffelyck van reuck, maar hindert nochtans de herssenen die niet sterck, maer haest beroert sijn. | Sommighe willen de boonen niet gebruycken omdat sij de sinnen beroeren
ende grof bloet ende plomp verstant maecken ende beroerlycke droomen veroorsaecken." Ook de Duitsers zeggen: "Er hat Bohnen gegessen." - hij is stomp van begrip. Deze uitdrukking komt overeen met de onze: "Hij is in de bonen." In een Vlaamse almanak van 1787 vinden we nog het distichon: Door het bloeysel van de Boonen, zal zich menig zot vertoonen. Met wat fantasie herken je op de navel van de boontjes een afbeelding van een monstrans met daarin de witte hostie. Maar wie kent nog monstrans en hostie? Wel worden deze boontjes steeds meer als amulet gebruikt en lang niet alleen door bijgelovige katholieken. Ze schijnen verwant te zijn aan de 'black-eye-beans' uit het Middellandse zeegebied. In Rhodos en Turkije zijn soortgelijke typen te vinden. In het Turks heten ze 'zwarte neusjes' |