Koolrabi (Brassica oleracea convar. acephala alef. var. gongylodes) ook wel meiknol genoemd, is een ietwat bizar uitziende groente, met haar lichtgroene of paarse knol en naar alle kanten uitstekende dunne takjes met bladeren. De naam verwijst naar de vermeende oorsprong van de plant: het zou hier gaan om een kruising tussen een wilde kool (Kohl is Duits voor kool) en een wilde knolraap (rabi komt van de Latijnse soortnaam rapa). De knol die van de koolrabi wordt gebruikt is het hypocotyl (een verdikking van de stengel) en is dus geen wortel. In tegenstelling tot knollen en koolrapen groeit koolrabi boven de grond. 'Het kooltje dat op de aarde rust', zo beschreef Plinius de Oudere net na het begin van onze jaartelling de koolrabi. Echt populair is de groente nooit geworden. Toen ze in het begin van de 19e eeuw voor het eerst op grote schaal werd gekweekt, was dat om haar aan het vee te voederen. Wellicht vonden ze hier dat ze al knollen genoeg aten. Onterecht, want deze groente heeft heel wat in haar mars. Koolrabi doet denken aan radijs, raapjes en kool. Koken, stoven, frituren, roerbakken, blancheren of rauw serveren, het kan allemaal. |
Rauw is koolrabi lekker geraspt met mayonaise. Gekookt is de groente lekker in puree, ovengerechten, soep of gevuld. Ook de bladeren kunnen gegeten worden: men bereidt ze dan net zoals spinazie of u maakt er soep van. Deze slanke groente (24 kcal/100g) is rijk aan bouwstoffen zoals vitamine B en C, caroteen en ijzer. Kleine exemplaren kunnen in hun geheel gekookt worden. |