Aardappel (Solanum tuberosum) is een plant die ondergronds een energievoorraad in de vorm van zetmeel aanlegt. Het zetmeel wordt bewaard in de vorm van knollen, die eveneens aardappelen of aardappels worden genoemd. Het was al meer dan 800 jaar het favoriete cultuurgewas van de Indianen voordat de Spanjaarden in Zuid-Amerika de aardappel ontdekten. Deze eetbare knol die in de 16e eeuw uit het Amerikaanse continent werd geëxporteerd ging langzaam maar zeker een steeds belangrijkere rol spelen in de voedselvoorziening van de bevolking. De aardappel die in ons land aanvankelijk als varkensvoer en 'slechte' kost werd beschouwd, kreeg meer en meer de rol van volksvoedsel. Aardappelen waren goedkoper dan graan (brood). De knol diende als vervanger van groente en won zo aan populariteit. Vanaf de 18e eeuw heeft de aardappel in Europa een ware bevolkingsexplosie mogelijk gemaakt dankzij massale en zeer efficiënte verbouwing. Aardappelen worden niet gezaaid maar gepoot. Men dacht eerst dat aardappels duivelsknollen waren, omdat ze zich zonder zaaien konden vermeerderen. De pootaardappelen (= moederaardappel) worden in de lente in de grond gestopt. Hieruit groeit een aardappelplant met allemaal nieuwe aardappelen. |
In veel Europese en westerse landen is de aardappel een basisvoedingsmiddel. Net als rijst, pasta en brood is de aardappel een belangrijke bron van koolhydraten. Daarnaast heeft de aardappel nog andere troeven. Hij staat bekend als een bron van voedingsvezels, kalium en van de vitaminen B en C. Aardappelen kunnen bovendien op tal van manieren worden bereid: gekookt of gestoomd, met of zonder schil, in een aardappelsalade, als puree met melk of bouillon, in een stamppot met (veel) groenten, gepoft in de oven om ze vervolgens met diverse ingrediënten te vullen enz. Bewaar aardappelen nooit in de koelkast, maar wel op een koele donkere en droge plaats. De vitaminen erin zijn gevoelig voor warmte, lucht, licht en water. Indien te koud bewaard, drogen ze snel uit en het zetmeel zet zich om in suiker; de aardappelen krijgen zo een onaangename zoete smaak. Indien te warm en te lang bewaard, krijgen de knollen uitlopers of spruiten die de aardappel taai maken en het vitaminegehalte in de aardappel verlagen. Ze worden best bewaard in een geperforeerde papieren zak, in een net of in een open mand in een goed verluchte donkere kelder(kast) tussen 2 en 10 °C (± 7 °C). |