|
|
Los de gist op in een beetje warm water en meng, kneed met het bloemmengsel, zout en resterende water gedurende 10 minuten tot een stevig deeg, dek af en laat op een warme plaats bij kamertemperatuur gedurende 40 minuten rijzen.
Snijd de uien in blokjes en bak ze in 100 g boter tot ze goudbruin zijn.
Roer de rest van de boter, tijm, marjolein en zout erdoor en laat afkoelen.
Verwarm de oven voor op 200 °C.
Kneed het deeg opnieuw en verdeel het in tweeën.
Rol elke helft uit tot een rechthoek van ongeveer 26 × 30 cm.
Klop het ei los en bestrijk de bovenrand ermee.
Verdeel de uien erover, laat 2 à 3 cm vrij rond de randen.
Rol het deeg op vanaf de onderkant van de korte zijde.
Druk de bovenrand stevig aan.
Snijd met een scherp mes 10 à 12 gelijke stukken van elk broodje, snijd het iets bij en leg het op een ingevette of met bakpapier beklede bakplaat.
Bestrijk de bovenkant en de randen van de uibroodjes met ei.
Bestrooi de uienslakken met tijm of, als u dat lekker vindt, met karwijzaad.
Plaats de bakplaat in de oven (midden) en bak de slakken in 35 à 40 minuten goudbruin.