|
|
Maak eerst de vulling klaar.
Schil de appels en snijd ze in kleine blokjes.
Knijp de citroen uit en meng het sap door de appelblokjes.
Schraap het vanillestokje uit en voeg het vruchtvlees toe aan de appels.
(Gooi de uitgeschraapte huls niet weg!)
Je kunt het bijvoorbeeld gebruiken om er vanillesuiker van te maken).
Smelt de boter in een pan.
Voeg de appelblokjes, suiker en kaneel toe.
Laat de appels met gesloten deksel op matig vuur ongeveer 15 minuten sudderen tot ze uit elkaar gevallen zijn.
Roer tussentijds.
Voor het deeg: Kneed de bloem, boter, suiker en zout met de hand in elkaar tot er veel kleine kruimels ontstaan.
Voeg vervolgens de roomkaas toe en kneed het kort.
Op een licht met bloem bepoederd oppervlak rolt u ongeveer 3 tot 4 mm dun uit.
Snijd een hartvormig sjabloon uit bakpapier en gebruik een mes om een even aantal harten uit het deeg te snijden.
Als er nog wat deeg over is, kun je het ook gebruiken om kleinere taarten te bakken.
Verwarm de oven voor op 180 °C.
Bedek de helft van de deegharten met twee tot drie theelepels vulling per stuk en laat de rand vrij.
Leg de overgebleven deegharten er als deksel op en druk de randen aan met een vork.
Snijd voorzichtig kleine openingen in de harten, zodat de stoom tijdens het bakken kan ontsnappen.
Bak nu 25 tot 30 minuten tot de taarten van de bodem en aan de randen goudbruin zijn.
Bestrooi met poedersuiker voor het opdienen.