Garam masala

200 g komijnzaad
100 g venkelzaad
35 g zwarte peperkorrels
45 g zwarte kardemon
30 g groene kardemon
60 g korianderzaad

20 g kruidnagels
20 g kaneelstokjes
50 g curryblaadjes
20 g kassieblaadjes*
20 g nootmuskaat

20 g foeliepoeder

30 g gemberpoeder

* Kassieblad is niet algemeen verkrijgbaar, laat het eventueel vervallen.
Als u dit mengsel maar eens af en toe gebruikt maak dan bijv. ⅕ van deze hoeveelheid.

Rooster alle specerijen afzonderlijk in een droge koekenpan op een laag vuur.
Dit is nodig omdat ze allemaal in grootte variëren en stuk voor stuk een verschillend vochtigheidsgehalte hebben.
Rooster ze onder regelmatig roeren tot ze iets donkerder van kleur worden en de geuren loskomen.
Neem de pan dan meteen van het vuur en doe de inhoud in een schaal.
Door roosteren wordt de smaak van de specerijen versterkt maar laat ze niet aanbranden omdat ze dan bitter van smaak worden.
Laat de geroosterde specerijen afkoelen.
Maal elke geroosterde specerij apart in een specerijmolen, koffiemolen, vijzel, of kleine keukenmachine tot een fijn poeder.
Wrijf de gemalen specerijen door een zeef in een kom om de grove stukjes te verwijderen.
Voeg na het zeven foelie- en gemberpoeder toe,
Doe het mengsel in een luchtdicht af te sluiten pot of blik en bewaar tot zo'n zes maanden op een koele en donkere plek.