Kijk voor meer informatie in de woordenlijst van ingrediënten Indonesisch - Nederlands
|
|
Snijd het vlees in blokjes en laat deze in een marinade van de fijngemaakte ingrediënten en wat zout een paar uur in de koelkast staan.
De blokjes (meestal 4 stuks) aan de saté pennen rijgen.
Daarna de saté grillen op een elektrische grill maar de geur en smaak van boven houtskoolgloed geroosterd vlees gaat boven alles!
Leg de satépennen (van bamboe) een half uurtje in wat water, zodat ze straks tijdens het roosteren minder snel verbranden.
Bron: Jan Rijks
|
|
Snijd de varkenshaas in stukken van ongeveer 1½ x 1½ centimeter.
Houd deze apart in een grote kom.
Pel en snijd de sjalotten in fijne stukken.
Verhit een wokpan met flink wat olie en frituur de sjalotten tot ze bruin zijn.
Zeef en laat uitlekken op een stuk keukenpapier.
Maal de gefrituurde sjalotten en knoflook fijn in een vijzel (of keukenmachine).
Voeg de citroensap, sambal, het mengsel uit de vijzel en kecap manis toe aan de kom met de varkenshaas en meng goed door elkaar met een spatel.
Breng op smaak met wat zout en peper
Laat minimaal 1 uur in de koelkast (het liefst een nachtje).
Vergeet niet de satéstokjes te weken in wat water.
Rijg de gemarineerde stukjes varkensvlees op de satéstokjes en bereid op de barbecue.
Gebruik een bakkerskwast en bestrijk steeds de saté babi met wat van de overgebleven marinade.
Hierdoor krijgt die een mooie bruine kleur.
|
|
Het vlees in repen snijden en daarna in kleine blokjes van 2 cm.
Knoflook met de suiker, djahé en bouillontablet fijnmaken in een vijzel.
Voeg aan dit mengsel aromat, vetsin, djintan, ketumbar, asemwater toe.
Het vlees en het kruidenmengsel mengen, en ongeveer tien minuten in laten trekken.
De satéstokjes invetten met olie.
Aan elk stokje vier stukjes vlees rijgen.
De satéstokjes roosteren in een koekepan met een klein beetje olie, tot ze lichtbruin zijn.
De stokjes regelmatig omdraaien.
Als er te weinig olie in de pan is, dan iets erbij doen.
Tip
Satésaus erbij
|
|
Neem de varkenshaas en snijd deze in stukjes ter grootte van een dobbelsteen.
Zet even weg.
Snijd de knoflook in grove stukjes.
Snijd tevens de sjalotten in grove stukken.
![]() |
![]() |
![]() |
Meng in een kommetje de kecap manis met het sap van de limoen.
Meng er tevens de ketumbar, djahé, djintan, laos, gula Jawa en sambal doorheen.
Voeg de gesneden sjalot en knoflook ook toe.
Voeg het vlees toe en meng alles grondig door elkaar.
Zorg dat alles bedekt is met de marinade.
Zet nu minimaal 1 uur afgedekt in de koeling om goed in te laten trekken.
Langer mag natuurlijk ook.
Leg ondertussen de satéprikkers volledig in koud water.
Dan verbranden ze straks niet.
Rijg aan elk stokje ongeveer 4 à 5 stukjes vlees.
Zorg dat er geen ui of knoflook aan het vlees blijft hangen.
Maar aangezien je het grof gesneden hebt zal dat niet snel gebeuren.
Gril de stokjes nu al draaiende ongeveer 5 minuten.
Dat kan natuurlijk op de barbecue maar wat ook uitstekend werkt is een contactgrill.
Gril de stokjes dan al draaiende en doe de laatste paar seconden de grill dicht voor een extra gegrild effect.
Serveer met een kecapsausje of met satésaus.
Meng in een kommetje 5 eetlepels kecap manis met 1 gesnipperd sjalotje, 1 ragfijn gesneden teentje knoflook, 1 theelepel sambal (of naar smaak) en het sap van een halve limoen.
|
|
Snijd het vlees in blokjes van 1½ centimeter.
Pel en snipper de sjalotjes en knoflook heel fijn.
Roer de ui, knoflook, kecap, citroensap, ketumbar, djintan en wat peper door elkaar en marineer hierin het vlees enkele urem op een koele plaats, zodat de smaak goed intrekt.
Rijg het vlees aan pennen of satéstokjes.
Rooster de saté’s op de barbecue of onder de grill in 8 à 10 minuten rondom bruin een gaar.
Serveer met kecapsaus of pindasaus.