Kijk voor meer informatie in de woordenlijst van ingrediënten Indonesisch - Nederlands
|
|
Bestrooi het vlees met peper en zout.
Verwarm 4 eetlepels olie en bak daarin het vlees aan beide zijden mooi van kleur; draai het vuur en laat het vlees 10 - 15 minuten zachtjes bakken.
Neem het uit de pan en snijdt het in blokjes van ongeveer 2½ cm.
Doe de rest van de olie in de pan, draai de vlam of plaat hoger, bak het vlees nog even onder geregeld omscheppen en doe de uien in de pan.
Temper de warmtebron en leg een deksel op de pan.
Maak een papje van djahépoeder, sambal en kecap.
Voeg 15 cl water toe, giet het papje in de pan en laat dit even koken.
Temper de vlam of plaat.
Controleer na 10 - 15 minuten of het vlees gaar is.
Proef de saus en voeg naar smaak kecap, sambal, peper of zout toe.
Bron: NN
|
|
Snijd de hamlappen in hapklare stukken en bestrooi rondom met peper en zout.
Neem een (braad)pan en bak het vlees op middelhoog vuur in een scheut olie rondom aan.
Snipper ondertussen de sjalotten en knoflooktenen.
Zet het vuur iets lager en bak de sjalot en knoflook even kort mee.
|
|
Bestrooi het vlees met djahé en meng door het geheel.
Voeg ook het citroensap toe samen met kecap manis, sambal oelek en circa 7½ cl (warm) water.
Laat het geheel nu circa 20 minuten op matig vuur pruttelen.
Af en toe even omscheppen.
|
|
Uien en knoflook heel licht fruiten in margarine of reuzel, er djahépoeder bij doen en samen even doorfruiten.
Dan het vlees erin en samen doorbakken, af en toe flink scheppen om aankoeken te voorkomen.
Deksel erop en het vlees in zijn vocht gaar smoren op spaarvlam.
Is er geen vocht meer en het vlees is nog niet gaar, dan pas mag er war water bij.
Zout, citroensap, suiker en kecap toevoegen, goed mengen want kecap brandt gauw aan, en verder gaar smoren.
Dit gerecht heeft weinig saus, het vocht moet helemaal inkoken.
U kunt voor die gerecht ook heel magere speklappen nemen in plaats van varkenslappen, of half om half.
